De Prijs der Nederlandse Letteren 1989 toegekend aan Gerrit Kouwenaar

Gerrit Kouwenaar

Gerrit Kouwenaar is voorgedragen als laureaat van de driejaarlijkse Prijs der Nederlandse Letteren. De voordracht is opgemaakt door een jury die werd ingesteld door het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie. De jury bestaat uit de heren: W.J. van den Akker, voorzitter, H. Bousset, H. Brems, C. Offermans, H.C. ten Berge en G. Wildemeersch. Secretaris de heer G. Gyles.

De prijs werd in 1956 ingesteld en ressorteert sedert 1986 onder de Nederlandse Taalunie. De prijs is bedoeld ter ondersteuning van een auteur van oorspronkelijk in het Nederlands geschreven letterkundige werken. De prijs kan worden toegekend voor het gehele oeuvre van de schrijver, of voor een geschreven werk behorende tot een van de genres poëzie, verhalend proza, beschouwend proza of drama.

Zonder enige uitzondering zijn de juryleden van mening dat ditmaal aan Gerrit Kouwenaar de Prijs der Nederlandse Letteren moet worden uitgereikt. Sinds de publikatie van zijn eerste bundel Achter een woord in 1953 heeft hij gedurende 35 jaar met een bewonderenswaardige vasthoudendheid een oeuvre opgebouwd van een kwalitatief zeer hoog niveau, ook gemeten aan minder nationale maatstaven. Zichzelf voortdurend vernieuwend en zijn techniek verfijnend, heeft Kouwenaar een dichterschap ontwikkeld met een uitzonderlijk en opmerkelijk hoge graad van interne consistentie. In de technische perfectie, waarvan zijn poëzie in toenemende mate getuigt, toont Gerrit Kouwenaar zich een vakman die zijn taal volkomen beheerst en vaak op verrassende wijze weet te presenteren. Tegelijkertijd maakt zijn werk duidelijk hoe complex de werkelijkheid is, zeker voor wie een poging doet haar in taal te vangen.

De originaliteit van zijn oeuvre laat onverlet dat Kouwenaar in een belangrijke internationale traditie wortelt van modernistische poëzie. En dat is, zeker voor een Nederlandse auteur, een prestatie die de hoogste letterkundige onderscheiding voor Nederlandstalige literatuur ten volle verdient. Dat hij daarnaast vernieuwend proza heeft geschreven en belangwekkende vertalingen heeft gemaakt, heeft de jury alleen maar gesterkt in haar unaniem oordeel. Gerrit Kouwenaar is sinds de instelling van de prijs in 1956 de twaalfde laureaat. De eerdere laureaat waren: Herman Teirlinck (1956), Adriaan Roland Holst (1959), Stijn Streuvels (1962), Jacques Bloem (1965), Gerard Walschap (1968), Simon Vestdijk (1971), Marnix Gijsen (1974), Willem Frederik Hermans (1977), Maurice Gilliams (1980), Lucebert (1983) en Hugo Claus (1986).

De prijs, waaraan een geldbedrag is verbonden van fl. 30.000,- zal eind van dit jaar in Brussel worden uitgereikt.