De sectie letterkunde spreekt de wenselijkheid uit dat één of meer bestaande literaire prijzen in noord en zuid zo zouden worden herzien, dat de toekenning ervan zou gelden voor kunstenaars uit het gehele Nederlandse taalgebied. Daarnaast dringt de sectie er met klem op aan dat er een gemeenschappelijke Noord- en Zuidnederlandse letterkundige prijs wordt ingesteld, bestemd voor de belangrijkste bijdrage tot de gemeenschappelijke literatuur over een periode van 3 jaar en uit te reiken, telkens wanneer een openbare conferentie der Nederlandse Letteren bijeenkomt.
Resolutie nr. 6 , sectie letterkunde algemene conferentie, 26 en 27 november s’Gravenhage
De Prijs der Nederlandse letteren is een van de initiatieven die voortvloeien uit de toenemende culturele betrekkingen tussen Nederlanders en Vlamingen van kort na de Tweede Wereldoorlog. In 1946 sloten Nederland en België een bilateraal cultureel akkoord. Hierin werd overigens met geen woord gerept over een gemeenschappelijke taal of een gezamenlijke Nederlandstalige cultuur. Het is vooral aan de inzet van particulieren te danken dat aan dit verdrag een invulling werd gegeven die aan die gemeenschappelijkheid refereerde.
Resoluties van de Algemene Conferentie der Nederlandse letteren
Een mijlpaal in dat proces van groeiende culturele betrekkingen is 1951. Op 6 en 7 oktober van dat jaar wordt onder de auspiciën van het Nederlands-Belgisch Cultureel Accoord de eerste Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren gehouden. De voorzitter was de Vlaming Herman Teirlinck, die tevens een van de initiatiefnemers van de conferentie was. De conferentie bestond uit vier afdelingen: de sectie letterkunde, de sectie uitgeverij en boekhandel, de sectie radio en de sectie bibliotheekwezen. Vanaf dat ogenblik werd deze conferentie jaarlijks gehouden, beurtelings in Vlaanderen en Nederland.
De conferenties mondden steevast uit in een pittige hoeveelheid resoluties. Het waren vooral aanbevelingen en dankbetuigingen aan de regeringen of aan de bewindslieden van Onderwijs en Cultuur. Tijdens de Conferentie der Nederlandse Letteren 1954, gehouden in ’s Gravenhage, werd de wens naar voren gebracht om een gemeenschappelijke literaire prijs in te stellen. De letterlijke tekst van de resolutie van de sectie letterkunde van de conferentie luidde:”De sectie letterkunde spreekt de wenselijkheid uit dat één of meer bestaande literaire prijzen in noord en zuid zo zouden worden herzien, dat de toekenning ervan zou gelden voor kunstenaars uit het gehele Nederlandse taalgebied. Daarnaast dringt de sectie er met klem op aan dat er een gemeenschappelijke Noord- en Zuidnederlandse letterkundige prijs wordt ingesteld, bestemd voor de belangrijkste bijdrage tot de gemeenschappelijke literatuur over een periode van 3 jaar en uit te reiken, telkens wanneer een openbare conferentie der Nederlandse Letteren bijeenkomt.”
(resolutie nr. 6 , sectie letterkunde algemene conferentie, 26 en 27 november ’s Gravenhage).
De conferentie 1955 op 11 en 12 november in Antwerpen neemt de volgende resolutie aan:
De conferentie spreekt tegenover de beide regeringen haar grote erkentelijkheid uit voor het besluit tegemoet te komen aan de wens door de conferentie in 1954 geuit, tot instelling van een gemeenschappelijke letterkundige prijs.
Overeenkomstig de suggestie, door de Belgische algemene voorzitter, Herman Teirlinck, gedaan, stelt de conferentie aan de regeringen voor, deze prijs te noemen `Grote Prijs van de Nederlandse Letteren’.
De conferentie zou het ten zeerste toejuichen indien deze prijs kon worden uitgereikt ter gelegenheid van de ‘uitgebreide’ conferentie der Nederlandse letteren die eens in de drie jaren gehouden wordt. In dit verband zou zij het betreuren indien de prijs vijfjaarlijks en niet driejaarlijks zou worden toegekend, waardoor het ritme der uitreiking niet zou samenvallen met dat van de conferenties.
Vernomen hebbende, dat de regeringen gedacht hebben aan een prijs van 100.000 Belg. frs. bij een vijfjaarlijkse toekenning, spreekt de conferentie haar mening uit dat bij een driejaarlijkse toekenning van der prijs het bedrag enigszins zou kunnen worden verlaagd en op 75.000 Belg. frs wordt gesteld.
De eerste laureaat: Herman Teirlinck
Aldus geschiedde. De literaire prijs, de belangrijkste in het Nederlandse taalgebied, werd voortaan tijdens de conferentie uitgereikt, beurtelings door het Belgische of het Nederlandse staatshoofd.
In 1956 kenden de regeringen voor de eerste maal de Grote Prijs van de Nederlandse Letteren toe ter waarde van 75.000 frank (6000 gulden). De prijs werd in Den Haag uitgereikt aan Herman Teirlinck door de Nederlandse koningin Juliana. Drie jaar later, op 25 oktober 1959, ontving Adriaan Roland-Holst de prijs uit handen van de Belgische koning Boudewijn.
Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie
In 1980 sloten de Nederlandse en Belgische regering het verdrag inzake de Nederlandse Taalunie. Het lag voor de hand dat de Prijs der Nederlandse Letteren onder de bevoegdheid van deze Nederlandse Taalunie zou komen. Ten tijde van de overheveling was in Nederland de kwestie ‘staatsprijs’ actueel, aangezien de toenmalige Nederlandse minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur had geweigerd de verantwoordelijkheid te dragen voor de toekenning van de Nederlandse Staatsprijs voor Letterkundig werk, de P.C. Hooftprijs, aan de kandidaat die de jury had voorgedragen. Hierdoor werd het fenomeen ‘staatsprijs’ en in het bijzonder de P.C. Hooftprijs sterk ter discussie gesteld. Desondanks werd in 1986 de Prijs der Nederlandse Letteren officieel overgedragen aan de Nederlandse Taalunie. Met ingang van 1 januari 1986 werd de prijs toegekend door het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie.
Samen met de overheveling naar de Nederlandse Taalunie werden enkele punten in het oude reglement gewijzigd. De nationaliteitseis verviel, waardoor de bekroonde auteur geen Belg of Nederlander meer moest zijn, als hij of zij maar in het Nederlands schreef. Verder werd de categorie drama toegevoegd en werd er gestipuleerd dat het bedrag van de Prijs moest kunnen worden aangepast.
Bronnen
Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de Nederlandse Taalunie, ondertekend te Brussel op 9 september 1980, Memorie van Toelichting bij het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie, van 1945 tot heden)
Toen jaar culturele samenwerking België-Nederland 1946-1956, gemengde technische commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel akkoord.