Juryrapport

Tom Lanoye

2024
Tom Lanoye

De jury, onder voorzitterschap van prof. dr. Yra van Dijk

Dames en Heren! Komt dat zien! Moord en vermaak! Tragedie en tranen! 

Op die toon zouden we het liefst dit hele rapport schrijven. Want hoe in droge, vakkundige jurytaal te schrijven over een oeuvre dat zo theatraal, zo levendig, zo werelds is? Dat zo wervelt tussen genres, thema’s en taalregisters? Maar kolderieke aanbevelingen zijn niet eens nodig. Want het lezerspubliek weet allang dat de romans van Tom Lanoye boeken zijn om echt te lezen, en dat zijn theater er is om meteen te gaan zien. Veertig jaar na zijn luidruchtige entree in de letteren is Lanoye, zoals dat heet, ‘onontkoombaar’ geworden. Alsof je aan hem zou willen ontkomen! Wat zou je dan missen aan taalplezier, maar ook aan indrukwekkende inzichten. Zijn werk en zijn optreden in de publieke ruimte stimuleren discussie, reflectie en verandering. 

Het schrijverschap van Lanoye is flamboyant als de auteur zelf: het maakt zich breed langs verschillende genres en vraagt aandacht met rijke taal en rake stellingnames. Lanoyes romans maar ook zijn poëzie, polemiek, columns en toneelwerk overtuigen en overrompelen. Deze schrijver houdt niet van minimalisme. Hij houdt van groot (een gedicht ter grootte van de Antwerpse Boerentoren), van bombastisch en ambitieus (een Monstertrilogie, een Shakespeare-marathon). Of zoals de verteller van de roman Sprakeloos (2009) stelt: 

Het spijt me zeer, maar ik zeg nee tegen keurig karige geschriften. Niet eens uit roeping of uit doctrinaire aandrift. Ik zeg nee omdat magerzucht in geschrifte een verraad zou betekenen ten aanzien van mijn onderwerpen en hun omgeving. Ik heb in dezen ook nog eens mijzelf tegen, met mijn temperament dat ik van geen vreemden heb. Ik zie geen heil in geforceerde verstilling als weergave van een storm of een symfonie, ik word niet wild van kaalheid als vertolking van weelde, ik heb schijt aan pasteltinten en breekbaar estheticisme als uitbeelding van waarachtig vlees en bloed.

‘Breekbaar estheticisme’ is inderdaad op geen enkele pagina een kenmerk van dit oeuvre. Lanoyes werk is volvet van taal en van betekenis. De koningsdrama’s van Shakespeare werden opnieuw actueel in de negen uur durende voorstelling Ten Oorlog : een vlijmscherpe dissectie van politieke macht. De klassieke personages drukken zich uit in actuele menselijke taal: ‘Wat ben ik toch een laffe, boerse prutser’, denkt Lanoyes Hamlet in Hamlet versus Hamlet. Daarmee worden niet alleen de teksten van deze tragedies maar ook de personages weer betekenisvol in onze tijd, evengoed wanneer ze spreken in vloeiende jambische pentameters zoals Medea in de bewerking van Euripides, Mamma Medea. Het is niet de enige grote vrouwenrol die Lanoye herschreef: onlangs kreeg ook Lady MacBeth een nieuwe diepte door zijn tekst. 

Zonder frivool om te gaan met de originelen neemt Lanoye de creatieve vrijheid om ze naar zijn hand te zetten: als bij een palimpsest schrijft hij zijn eigen teksten over de klassiekers heen, zoals ook in De Russen met het vroege werk van Anton Tsjechov. Zijn invloedrijke toneelwerk werd dan ook veelvuldig vertaald.  Mefisto for ever, Atropa en Bloed en rozen, alle drie geregisseerd door Guy Cassiers, werden gespeeld op het Festival van Avignon, Het derde huwelijk werd verfilmd in het Frans. Ten Oorlog opende de Salzburger Festspiele en speelde daarna drie seizoenen in Duitsland, Koningin Lear werd met prijzen overladen in de Zuid-Afrikaanse versie. 

Sprankelende dialogen geven het toneelwerk kracht. Elk stuk ontstaat zelf ook in een dialoog. Lanoye wijst er steevast op dat zijn toneeloeuvre een kwestie van samenwerken is, hij ondersteunt daarnaast jonge, nieuwe makers en zet projecten met hen op.  Tijdens het toneelschrijven gaat hij met regisseur en de acteurs in gesprek, en zijn script houdt hij ook open voor hun visie: ‘Je moet zinnen schrijven die interpreteerbaar blijven’, stelt hij ‘zodat acteurs die extra leven kunnen inblazen’. 

Lanoye weet wat het is om zelf op een podium te staan. Hij zoekt het publiek op. Die gretigheid naar de zaal verklaart ook zijn liefde voor het theater (en andersom): daarin is het publiek immers een niet te onderschatten factor. Deze theatrale schrijver is een performer die bij voorkeur als zijn eigen regisseur optreedt, ook van zijn eigen imago. Hij debuteerde in 1980 al meteen als een rocker: ongepolijst, puur, energiek. Nu nog steeds stapt Lanoye graag op een podium om zich in maatschappelijke debatten te mengen en onrecht aan de kaak te stellen. Dat kan gaan om het homohuwelijk of corona, collaboratie of de nationalistische culturele integratie-eisen aan nieuwkomers, en gaat vooral in tegen het Vlaams Belang en tegen rechts-extremisme. 

Lanoye heeft zich altijd verzet tegen een te zeer in zichzelf besloten schrijverschap. Al in zijn eerste columns en optredens vraagt hij de aandacht met provocaties aan het adres van de literaire wereld van zijn tijd, met gevoel voor humor en met groteske overdrijving. Gaandeweg worden zijn columns meer uitgesproken geëngageerd en politiek. Lanoye registreert de schokken die door het land gaan ten tijde van de affaire-Dutroux. Hij haalt hypocriete en nauwdenkende politici over de hekel. Hij neemt politiek stelling in, zeker als het over ‘Belgische’ kwesties gaat. 

Daarvoor gebruikt hij kunst, zonder de onechtheid ervan te ontkennen. Het is juist andersom: Lanoye laat zien wat kunst dankzij haar nadrukkelijke artificialiteit te zeggen heeft: ‘Ik beschouw literatuur juist als sublieme leugenachtigheid, een compromis tussen schoonheid enerzijds en onoprechtheid en manipulatie anderzijds’. Veel van zijn personages zijn zelf kunstenaar of acteur en figureren in verhalen waarin theater en literatuur aan onderzoek worden onderworpen, zoals het recente De draaischijf (2022). Dan blijkt kunst niet in een vacuüm te kunnen opereren. Tegelijkertijd waarschuwt hij tegen het al te  instrumenteel inzetten ervan: ‘Als je kunst in een politiek keurslijf steekt, zit je op de rand van het fascisme’. 

De Russische literatuurwetenschapper Michael Bachtin stelde echter dat de roman op zichzelf al een politiek genre is, waarin vele stemmen ( discoursen) door elkaar te horen zijn zonder dat er een de boventoon voert. Dat geldt zeker voor de vele rollen die in de romans van Lanoye worden gespeeld en de vele stemmen die erin te horen zijn, die met elkaar de maatschappelijke status quo ontmaskeren. Carnavalesk, is het eerste woord dat opkomt bij het werk van Tom Lanoye. Niet omdat het frivool zou zijn, maar vanwege het subversieve: de gevestigde orde wordt op zijn kop gezet. 

Lanoye’s oeuvre is dus een spiegelpaleis: onvermoeibaar geëngageerd maar ook permanent reflecterend op de vraag hoe geëngageerde kunst eruit kan zien. Die  vraag is cruciaal in een tijdperk waarin verworven grondrechten en getekende conventies over burgers op vele plaatsen worden geschonden: ‘Er is alleen terreur, iemand die daaronder lijdt en iemand die ervan geniet’, denkt een personage in Gelukkige slaven. 

Zijn rol als auteur vergeleek Lanoye met die van een seismograaf, net als Louis Paul Boon: gevoelig voor trillingen in de samenleving. In romans als Zuivering of Gelukkige slaven is de actualiteit veel meer dan louter een decor. De personages en hun lotgevallen maken deel uit van een onderzoek naar de effecten van migratie, neoliberalisme, kapitalisme, surveillance. Tegelijkertijd zijn deze figuren bepaald door hun klein-Vlaamse achtergrond, wat hun verhaal óók plaatst in de traditie van de streekroman. Dat geldt met name de persoonlijke en autobiografische Wase-trilogie. De meest recente roman, De draaischijf, ten slotte raakt aan het Vlaamse, 20e-eeuwse intergenerationele trauma van collaboratie met de nazi’s, dat dankzij die roman bespreekbaarder geworden is.  En in de groots opgezette Monstertrilogie laat Lanoye de grote Belgische tragedie op volle toeren draaien op de achtergrond, terwijl op het voorplan kleine menselijke tragedies spelen. 

Zijn stijl is die van de groteske, vol hyperbolische omschrijvingen en retorische en dramatische effecten. Hij blinkt uit in tragische wendingen, filmische openingsscènes, sterke spanningsbogen en snedige replieken.  Van hoogdravend naar boers, van straattaal tot hoge poëzie: het repertoire is eindeloos en duizelingwekkend. Associërend, fabulerend, laat hij zien hoe levend, bruisend, grof en betoverend ons Nederlands kan zijn. De klankrijke, afwisselend alledaagse en juist archaïsche taal toont juist de Nederlandse taal in de volle breedte van alle registers, in zijn levendigheid. Hij spreekt rake en overtuigende taal, waarin hij het vulgaire en banale niet schuwt. Hij pleitte voor het banale en het ‘lelijke’, voor de taal als gebruiksvoorwerp en niet als onderwerp van bespiegeling. De wereld is smerig, en Lanoye is niet van plan dat feit voor ons te verhullen. Wat je wel kan doen, is er woorden aan geven: Nooit meer zwijgen, altijd schrijven, nooit meer sprakeloos. Begin’, zo eindigt Sprakeloos

Maar de beoogde ‘lelijkheid’ vindt de jury eigenlijk nergens.  Lanoye heeft uitgesproken mooi geschreven over verlies en dood, over de zoektocht naar een ‘reisgenoot’ ook, en over zijn stilvallende moeder. In zijn eerste, autobiografische roman betitelde Lanoye zichzelf als ‘een slagerszoon met een brilletje’. De slagerszoon: gewend aan een rol in de publieke ruimte, aan altijd klaarstaan omdat er volk aan de deur staat dat behaagd moet worden. Zich bewust dat er brood op de plank moet komen en dat de schrijver een ‘handelsreiziger’ is, zoals hij dat noemde in Vendu (1989). 

Maar die slagerszoon heeft ‘een brilletje’: is ook een gevoelige kunstenaar, die niet met vleeswaren maar met taal en teksten werkt, waarin hij intieme werelden verkent en beschrijft. Die auteur maakte warme verhalen als Kartonnen dozen, waarin ‘alle schatten en rotte appelen van het bestaan naast elkaar voor het grijpen liggen’. Een universeel verhaal over een onbereikbare jeugdliefde, maar nu eens een keer met queer hoofdpersonen. Lezersreacties laten zien dat Lanoye’s werk daarmee naast intellectueel plezier ook affectieve voldoening geeft : ‘Heb dit net op twee dagen uitgelezen en ben aan het wenen op het strand’, schrijft een lezer op het platform Goodreads. Een ander noteert:  ‘absoluut een spiegel voor mij, met veel herkenning over mijn eigen onbeantwoorde jeugdliefde’. 

Met creatieve vrijheid wervelt Tom Lanoye zo door de Nederlandstalige Letteren. Zijn werk is indrukwekkend, invloedrijk, inspirerend. Vijfenzestig titels telt zijn bibliografie inmiddels, maar het is niet de kwantiteit waarvoor de jury hem de Prijs der Nederlandse Letteren wil geven. De prijs gaat naar een oeuvre dat indrukwekkend divers is qua vorm, genre, taal en thematiek. Tom Lanoye gebruikt het theatrale van literatuur in al haar gedaantes om zich uit te spreken over de wereld. Het is die barokke, taalvirtuoze maar niet minder serieuze invulling van literair engagement die wij graag bekronen. 

Tot slot. Aan het einde van Kartonnen dozen vraagt Lanoye de lezer te denken aan de eigen intieme herinneringen en ze ‘vast te haken’ aan die van de auteur. Het is kenmerkend voor dit dialogische schrijverschap, steeds in open verbinding met het publiek. Hij vervolgt:  ‘Als u dat doet, lezer, hémeltje, weet dan dat ik u van harte dank. En dat ik u bewonder. Voor uw medewerking en geduld. Voor uw leesbereidheid. Knots’. Tegen de laureaat wil de jury alleen maar graag zeggen: schrijf door, wij zijn en blijven buitengewoon leesbereid. Knots!

Tom Lanoye

Terug naar laureaat

Tom Lanoye