Het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie heeft de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend aan Jeroen Brouwers (1940). De prijs wordt eenmaal per drie jaar uitgereikt, beurtelings door het Nederlandse en Belgische Staatshoofd, aan een auteur van oorspronkelijk Nederlandstalige literaire werken. Dit keer reikt de Belgische Koning Albert de prijs uit. De prijs kan worden toegekend voor het gehele oeuvre van een schrijver of voor een apart werk in de genres poëzie, verhalend proza, beschouwend proza of drama. Aan de prijs is een bedrag verbonden van 16.000 euro.
De jury bestaande uit Anton Korteweg (voorzitter), Marijke Arijs, Jerome Egger, Joris Gerits, Joke van Leeuwen, Jeroen Overstijns en Thomas Vaessens is unaniem van oordeel dat Jeroen Brouwers de belangrijkste literaire prijs van het Nederlandse taalgebied verdient voor zijn omvangrijke oeuvre. De jury roemt Brouwers als een ‘buitengewoon stilist’.
Jeroen Brouwers debuteerde in 1964 met Het mes op de keel. Zijn tweede boek Joris Ockeloen en het wachten (1967) betekende meteen een doorbraak. De kritieken waren lovend en Brouwers kreeg een eerste literaire prijs. Sindsdien bouwde hij een consistent en veelvuldig bekroond oeuvre uit met veelgelezen romans, brievenboeken, polemieken en essayverzamelingen als Zonsopgangen boven zee (1977), Het verzonkene (1979), Bezonken rood (1981), De laatste deur (1983), De zondvloed (1988) en Geheime kamers (2000). In 1993 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre.
Volgens de jury heeft Jeroen Brouwers ‘in de naoorlogse Nederlandstalige literatuur bakens uitgezet en verzet’. Bovendien heeft Brouwers ‘het egodocument verheven tot een volwaardig literair genre’ en noemt de jury Brouwers’ brievenboeken van een ‘ongeëvenaarde kwaliteit’. Brouwers schreef zijn bekende polemieken ‘met veel vuur en verontwaardiging maar vooral steeds met veel liefde voor het onderwerp’. Vlaanderen, het land waar hij inmiddels al weer geruime tijd woont, was vaak het onderwerp. Zo vormt hij als geen andere auteur een brug binnen het Nederlandse taalgebied over de landsgrenzen heen. In 1992 ontving hij de Orde van de Vlaamse Leeuw.
Jeroen Brouwers is sinds de instelling van de prijs in 1956 de achttiende laureaat. De eerdere laureaten waren: Herman Teirlinck (1956), A. Roland Holst (1959), Stijn Streuvels (1962), J.C. Bloem (1965), Gerard Walschap (1968), Simon Vestdijk (1971), Marnix Gijsen (1974), Willem Frederik Hermans (1977), Maurice Gilliams (1980), Lucebert (1983), Hugo Claus (1986), Gerrit Kouwenaar (1989), Christine D’Haen (1992), Harry Mulisch (1995), Paul de Wispelaere (1998), Gerard Reve (2001) en Hella S. Haasse (2004).