Toespraak Koning Willem-Alexander

2018
Judith
Herzberg

Toespraak Koning Willem-Alexander

Koninklijk Paleis Amsterdam, 29 november 2018

Mevrouw Herzberg, dames en heren,

Drie maanden geleden was ik hier in Amsterdam op werkbezoek bij het Meertens Instituut, een onderdeel van het KNAW ‘Humanities Cluster‘.
In goed Nederlands: het samenwerkingsverband van geesteswetenschappen.

Ik sprak daar onder anderen met dr. Folgert Karsdorp. Hij houdt zich bezig met de vraag of robots literatuur kunnen maken. En of wij als lezers ritmische rapteksten die niet door een mens maar door een robot zijn gemaakt, kunnen herkennen. 
Daar is zelfs een wetenschappelijke test voor ontwikkeld: de MC Turing Test.
Aan die herkenningstest werd ik onderworpen.
De uitkomst was dat ik ietsje beter scoorde dan de gemiddelde bezoeker van Lowlands…

Of dit geruststellend is of niet, laat ik graag in het midden…

Feit is dat het me plezier doet om de Prijs der Nederlandse Letteren die aan u is toegekend, Mevrouw Herzberg, zo dadelijk aan u te mogen uitreiken.

U bent geen liefhebber van psychologische en biografische beschouwingen ter verklaring van uw werk. Interviews met u zijn dan ook schaars.

U laat zichzelf op andere manieren kennen. Bijvoorbeeld in de jaren zeventig, toen u in Den Haag een poëziewerkgroep begeleidde en uw ervaringen optekende in een boekje. Een gedicht moet voor zichzelf spreken. “Als we weten wat er voor persoonlijks achter zit, kunnen we het als lezers niet meer beoordelen”, schreef u.

Gedichten maken is ploeteren. De kladjes van één gedicht vormen bij u met gemak een kilo papier.

Waarom toch dat verbeten zoeken naar de juiste woorden? Waarom eindeloos schikken, schaven en schrappen?

U heeft hierop zelf een helder antwoord gegeven. Schrijven is voor u ‘een hommage aan de wereld’. Het wezen van uw werk is de voortdurende poging om ‘zo ver mogelijk af te raken van de cliché’s die ons het uitzicht belemmeren’.

U bent wars van uiterlijk vertoon, poeha en conventies. ‘Trek het echte onder het puin van het verplichte uit’, is een regel die u typeert (hij komt uit uw bundel Dagrest).

Sinds uw debuut, 55 jaar geleden, volgt u uw eigen pad.
U maakt geen deel uit van een literaire stroming of groep. U bent ongebonden.
Een kunstenaar zonder vlag of manifest.
Autonoom. Ongeveinsd. Ontregelend. Als het moet tegen de draad in.

In uw lange leven heeft u veel meegemaakt en veel gezien. Als kind in en vlak na de oorlog heeft u ervaren hoe menselijke verhoudingen uit het lood kunnen raken.
U heeft de mensen scherp geobserveerd, in hun zwaktes en hun kracht, hun onverschilligheid en hun zorgzaamheid, hun beperkingen en hun grootsheid.

Weinigen hebben hun observaties zo in literatuur kunnen omzetten als u. Niet alleen uw gedichten, maar zeer zeker ook uw toneelwerk en uw filmscenario’s getuigen daarvan.

Wat uw werk nog extra bijzonder maakt, is uw voorliefde voor het jonge en het nieuwe. U werkt graag samen met jonge theatermakers. De Theatertroep hebben we eerder vanmiddag zien optreden.

U laat zich ook graag inspireren door nieuwe invloeden die het Nederlands verrijken. De bloemrijke taal van nieuwe Nederlanders met een Arabische achtergrond vindt u prachtig.

Uw werk is een viering van onze taal. Tegen Ischa Meijer zei u ooit: “Ik ben me bewust van de rijkdom, de diepte, de concreetheid en de beeldende kracht van het Nederlands”.

Maar dat onze taal die mooie kwalificaties verdient, is te danken aan mensen als u. 
U laat zien hoeveel zeggingskracht het Nederlands kan hebben.

In deze tijd dat de Nederlandse Taal en Cultuur in ons land minder studenten trekt dan in vroegere jaren, blijft uw werk nieuwe inspiratie bieden.

Nog even terug naar de literatuurrobot. Ik weet niet hoe de liefhebbers van de letterkunde in deze zaal daarover denken. Maar ik kan het wel een beetje raden…

In deze tijd van oprukkende algoritmes geef ik daarom graag het laatste woord aan een dichter van vlees en bloed.
Ik citeer graag een gedicht van u, Mevrouw Herzberg, uit een van uw recentere bundels: ‘Het Vrolijkt’, uit 2008.

Alleen die titel al zou een robot niet zo snel verzinnen.

Het gedicht heet ‘Park’.

Wat jammer dat we zoveel mooie woorden
laten liggen, veronachtzamen, verwaar-
lozen, zoals bijvoorbeeld het woord ‘laven’.

Wie laaft zich nog, waaraan?
We hebben het begrip laten verslonzen.

Ha ha! ‘zich aan de stilte laven’

Zo zou je nog de kalme schoonheid 
en de rust vergeten die parken
zonder opsmuk ons ooit gaven.

Mevrouw Herzberg, ik weet dat u weinig opheeft met eerbewijzen.
In uw eigen woorden:

Roem is gedoe
en eer nog veel meer.”

Maar toch wil ik u heel graag uitnodigen naar voren te komen, opdat ik u de Prijs der Nederlandse Letteren 2018 die u door de jury is toegekend kan uitreiken.

herzberg

Terug naar laureaat

Judith Herzberg