Paul de Wispelaere krijgt Prijs der Nederlandse Letteren

Het Comit van Ministers van de Nederlandse Taalunie heeft de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend aan Paul de Wispelaere (1928).Deze prijs wordt eenmaal per driejaar uitgereikt, beurtelings door het Nederlandse en Belgische Staatshoofd, aan een auteur van oorspronkelijk in het Nederlands geschreven letterkundige werken. De prijs kan worden toegekend voor het gehele oeuvre van een schrijver, of voor een apart werk in de genres pozie, verhalend proza of drama.

De jury bestaande uit Hugo Brems (voorzitter), W. Bronzwaer, Pierre H. Dubois, Mare Reynebeau, Georges Wildemeersch en Michal Zeeman was van oordeel dat het schrijverschap van Paul de Wispelaere de belangrijkste literaire prijs van het Nederlandse taalgebied verdient. De Wispelaere heeft vanaf de jaren ’60 ononderbroken vooraan gestaan in de vernieuwende prozaliteratuur in Vlaanderen en Nederland. In zijn kritisch en essayistisch werk, verzameld in bundels vanaf ‘Het Perzische tapijt” (1966) tot ‘De broek van Sartre’ (1987), heeft hij de ontwikkeling van de Nederlandstalige roman begeleid en gestimuleerd door zijn indringend leesvermogen, zijn kritische zin en zijn internationaal georinteerde eruditie. Zijn eigen prozawerk, met een sterk autobiografische en poticale inslag, is een niet aflatende zoektocht naar authenticiteit. Het treft door de ontroerende, potische kracht van zijn taalgebruik. Hoogtepunten daarin zijn ‘Tussen tuin en wereld’ (1979) en ‘Het verkoolde alfabet’ (1992).

Paul de Wispelaere is sinds de instelling van de prijs in 1956 de vijftiende laureaat. De eerdere laureaten waren: Herman Teirlinck (1956), Adriaan Roland Holst (1959), Stijn Streuvels (1962), Jacques Bloem (1965), Gerard Walschap (1968), Simon Vestdijk (1971), Marnix Gijsen (1974), Willem Frederik Hermans (1977), Maurice Gilliams (1980), Lucebert (1983), Hugo Claus (1986), Gerrit Kouwenaar (1989), Christine D’Haen (1992) en Harry Mulisch (1995).

De prijs, waaraan een bedrag is verbonden van Bfr. 625.000 (34.000 gulden) zal door Koningin Beatrix op woensdag 18 november in Den Haag worden uitgereikt.